Van de een mag je niet zwijgen, van de ander mag je andermans leed je niet toe-eigenen, je mag je niet wentelen in slachtofferschap of angstig zijn, je mag je zéker niet te emotioneel uiten, maar te rationeel zijn of onthecht is ook niet de bedoeling.
Als je Joods bent in Nederland, leerden honderden interviews me voor een boek over de Joodse identiteit, moet je je op enigerlei wijze verhouden tot Israël, of je het nu wilt of niet. Soms omdat je er familie hebt wonen, soms omdat je het gevoel hebt dat het de enige veilige plek ter wereld is, soms omdat je collega op het werk vindt dat je iets van dat land en zijn politiek moet vinden.
Dan gaat het bijvoorbeeld over wat een proportionele reactie is na het bloedbad van 7 oktober. Terugvechten is iets wat mijn respondenten doorgaans leerden toen ze jong waren – niet uit luxe maar uit noodzaak. In hun levensverhalen spelen duizenden jaren vervolging een onmiskenbare rol.
De Joden uit mijn boek spreken vaak over dingen ‘die je elkaar niet hoeft uit te leggen’; impliciete, onuitgesproken codes. Vele gemeenschappen – ook niet-religieuze – bedienen zich ervan. Ze zorgen voor het ons-kent-ons-gevoel, voor saamhorigheid. Soms wordt er over ‘De Ander’ gesproken op denigrerende toon; uit angst of om de groep bij elkaar te houden. Het zijn die bondjes die het voor niet-Joden moeilijk maken het gevoel te krijgen mee te mogen voelen, er tegenin te mogen gaan. En dat begrijp ik, zelfs als ik soms de motieven niet begrijp van een veronderstelde ‘outsider’ die doorgaans nauwelijks politiek engagement toont, maar hier zo stellig iets van vindt.
Veel Joden in Nederland zijn óok opgevoed met angsten. Van de een op de andere dag waren hun ouders en grootouders tijdens de bezetting ineens geen Nederlanders meer. Het gevoel opnieuw gereduceerd te kunnen worden tot Jood kan elk moment ontwaken. Zegt iemand ‘jullie’, waar Israëliërs worden bedoeld, heeft iemand het niet over de doden in Soedan of over de Oeigoeren, maar wél over Israël: alarmpavlov.
De vuile was
Het in de eigen groep willen schuilen, elkaar bevestigen in het gevoelde wantrouwen heeft vele voordelen, zeker als je tot een volk behoort voor wie veilig zijn allesbehalve vanzelfsprekend is. Angst werkt verbindend.
Maar hoe aanlokkelijk dat elkaar opzoeken ook is, het is ook problematisch, want wat doe je vervolgens met kritiek van buitenaf? Het is comfortabel die af te doen als onbetekenend, eenzijdig of onwetend, om steun te omarmen van (extreem-)rechtse politici en religieuzen die dwepen met Joden en Israël. En als iemand van ‘binnenuit’ een onwelkome spiegel voorhoudt valt dat al snel onder het buiten hangen van de vuile was, iets waar gemeenschappen zelden van gediend zijn.
Het continue gevoel voor een kant te moeten kiezen en daarmee de zogenaamde ander te veronachtzamen, is gevaarlijk. Veel Joden waren ontroerd door de woorden ‘Nederland staat achter Israël’ van Rutte. Niet alleen omdat zij (terecht) voorspelden dat de publieke opinie zich al snel tegen Israël zou keren, maar ook omdat zij zich als met Israël verbonden Joden, zo lang niet gehoord en gesteund hadden gevoeld.
Pro’s en anti’s
Maar wat betekent achter Israël staan? Dat Israël het recht heeft te bestaan? Dat elke vergelding tegen elke prijs aanvaardbaar is? Dat kritiek in welke vorm ook niet welkom, anti-Israël of antisemitisch is?
Dat steggelen over proportionaliteit, over hiërarchieën, over woorden, is geen gezeur in de marge. Het doet er toe. Achter Israël staan zijn holle woorden, hoe troostend ze ook mogen klinken, hoe bezegelend ze ook lijken in de voor velen zo moeilijk invoelbare emotie van eenzaamheid om de wereld zich ‘tegen Israël’ – die zogenaamd veilige haven – te zien keren.
Lees ook
Joden staan nog steeds alleen. Maar in gesprek gaan is de enige optie
Ze zijn ook problematisch omdat ‘de Ander’ ze zou kunnen verwarren met harteloosheid naar de duizenden burgers die vermoord werden en gereduceerd tot menselijke schilden. Vierkant achter Israël staan is zoiets als pro-Israël of pro-Palestina zijn. Wat betekenen die pro’s en anti’s? Je kunt voor het recht van Israëls bestaan zijn en compassie hebben met het tragische lot van Palestijnen, al dan niet vanwege hun eigen, zelfgekozen leiders. Je kunt als Palestijn Israël als een agressor zien, al dan niet vanwege zijn zelfgekozen leiders, en niet elke Jood dood wensen.
Maar wie opgroeit onder een stolp en niet naar buiten kan, heeft geen wereld om zich aan te kunnen toetsen. Gazanen kénnen de ander niet, behalve als bommengooiers, als moordenaars van hun naasten, uit de verhalen en trauma’s van hun families en uit hun heilige geschriften. Het woord Israëliër bestaat in die contreien niet. Er zijn Joden en er zijn zionisten.
Geborgenheid
Toch moeten we ook door met mensen wier kennis gebrekkig is, die van jongs af aan geïnjecteerd zijn met haat, abjecte vergelijkingen maken, de verkeerde woorden kiezen met als gevolg weer die begrijpelijke alarmstand. Het is mogelijk om loyaal te zijn aan de een en compassie te hebben met de ander. Je hoeft niet vierkant achter Israël te staan om tegen de wereld te zeggen dat Joden individuen zijn, met soms liefde voor een land waar veel op aan te merken is, maar toch kan voelen als ‘thuis’.
Het wentelen in elkaars verdriet bij wijzen van geborgenheid en belonging is verklaarbaar, net zoals de wereld indelen bij wie je kan onderduiken en bij wie niet. Maar hoe meer je je terugtrekt in je eigen groep en wantrouwen, hoe extremer je stemt, hoe minder oog je hebt voor de ander – de ander die jij morgen weer kunt zijn.
Leeslijst